De Vlaamse Regering heeft een ontwerpbesluit principieel goedgekeurd dat het sociaal woonbeleid voor de periode 2026 tot 2042 vastlegt. Dit besluit concretiseert het nieuwe Bindend Sociaal Objectief (BSO) door het gewestelijk doel van 50.000 bijkomende sociale huurwoningen toe te wijzen aan de gemeenten via gemeentelijke objectieven en groeipaden.
Het BSO bestaat uit twee delen: 45.000 sociale huurwoningen als verplicht doel per gemeente, en een aanvullend vrijwillig aandeel van 5.000 woningen voor gemeenten die meer willen doen. De verdeling van deze objectieven gebeurt volgens een vaste methode op basis van drie criteria: het aantal niet-gerealiseerde woningen uit het vorige BSO (2009–2025), de bevolkingsprognoses tot 2042, en het aantal private huurders dat voldoet aan de inkomensvoorwaarden voor een sociale woning. Gemeenten die al meer sociale woningen realiseerden dan voorzien, kunnen een vermindering krijgen. Gemeenten met een sociaal huuraanbod van minstens 9% moeten dit peil aanhouden.
Om deze objectieven te behalen worden gemeenten verplicht om tegen 1 oktober 2026 een samenwerkingsovereenkomst op te stellen met hun woonmaatschappij. Hierin staat hoe ze volgens het groeipad nieuwe woningen zullen realiseren, al dan niet via nieuwbouw, verwerving of inhuren op de private markt, en hoe ze bestaande sociale woningen zullen renoveren. Deze overeenkomsten kunnen herzien worden per legislatuur.
Voor West-Vlaanderen worden in totaal ruim 4.400 bijkomende sociale huurwoningen geprogrammeerd tussen 2026 en 2042, verdeeld over bijna alle gemeenten. Enkele opvallende gemeentelijke objectieven zijn: Brugge (814 woningen), Kortrijk (403), Oostende (274), Waregem (404), Blankenberge (341) en Middelkerke (328). In de meeste West-Vlaamse gemeenten gaat het enkel om reguliere groei, maar in bijvoorbeeld Koksijde, Middelkerke, Jabbeke, Zedelgem en Knokke-Heist is ook een specifieke inhaalbeweging opgelegd. Deze gemeenten moeten met hun woonmaatschappijen bindende plannen opstellen en uitvoeren, afgestemd op het gemeentelijke groeipad. Gemeenten die hun doelstellingen niet halen, riskeren vanaf 2028 financiële bijdragen aan het Vlaamse Solidariseringsfonds. Daarmee beoogt Vlaanderen een meer evenwichtige spreiding van het sociaal woonaanbod, ook in sterk toeristische en verstedelijkte regio’s van West-Vlaanderen.
Om de voortgang te bewaken, voorziet het besluit voortgangstoetsen in 2028, 2031, 2034, 2037 en 2040. Gemeenten die onvoldoende inspanningen leveren, worden in categorie 2B ingedeeld en betalen dan een jaarlijkse bijdrage per niet-gerealiseerde woning, met een oplopend bedrag naarmate de periode vordert. De opbrengsten gaan naar het Solidariseringsfonds dat huurtoelagen financiert voor kandidaat-huurders.
Deze maatregel kadert in de beleidsnota Wonen 2024–2029 en vervangt het vorige sociaal woonbeleidskader. De uitvoering en opvolging gebeuren door het agentschap Wonen in Vlaanderen.
Deze tekst is gebaseerd op de originele bron en tot stand gekomen met inzet van AI-technologie. Controleer bij twijfel en hergebruik de bron voor juistheid en actualiteit.