Het doel van dit onderzoek was een evaluatie uit te voeren van de Mijn VerbouwPremie (MVP) en de Mijn VerbouwLening (MVL). Deze instrumenten hebben als doel de renovatie van gebouwen te stimuleren, zowel uit energetisch als woningkwaliteitsoogpunt. In de studie werd de scope beperkt tot residentiële gebouwen met specifieke aandacht voor eigenaar-bewoners, verhuurders die op de private huurmarkt verhuren, verhuurders die aan woonmaatschappijen verhuren en huishoudens in kwetsbare situaties. De evaluatie werd uitgevoerd volgens de methode beschreven in Vanderstraeten et al. (2023). Deze biedt een methodologisch kader voor de evaluatie van instrumenten van het woonbeleid. In deze methode worden 12 evaluatiecriteria beschreven. Vertrekkend vanuit deze criteria werden evaluatievragen opgesteld. Deze werden beantwoord aan de hand van enerzijds de gegevens die werden geregistreerd in het kader van de aanvraag, zoals kenmerken van de aanvrager, de woning en de uitgevoerde werken (kwantitatieve gegevens) en anderzijds de informatie verzameld uit gesprekken in vier focusgroepen met actoren die enerzijds beleidsmakers en -uitvoerders en anderzijds de doelgroepen vertegenwoordigen (kwalitatieve gegevens).
We vonden dat er op het moment van evaluatie nog steeds een nood bestond aan het stimuleren van renovatie, zowel wat energie als woningkwaliteit betreft. Een algemene aanbeveling was om de MVP en de MVL te behouden om renovatie verder te stimuleren. We stelden wel enkele aanbevelingen voor om aan bepaalde beperkingen van de instrumenten tegemoet te komen in de verwachting dat de instrumenten dan nog beter naar de doelstellingen en doelgroepen toe zouden werken.
Onze aanbevelingen situeren zich vooral in het verbeteren van het doelbereik en de verschillende doelgroepen en het alliëren met de langetermijndoelstellingen 2050 in verband met woningkwaliteit en klimaat/energie. Sommige aanbevelingen zijn specifiek gericht op de MVP, andere op de MVL en andere aanbevelingen gelden voor beide.
Bepaalde doelgroepen leken relatief minder goed bereikt te worden: verhuurders op de private huurmarkt, verhuurders die aan woonmaatschappijen verhuren en binnen de grote groep eigenaar-bewoners de huishoudens in kwetsbare situaties. Bij deze groepen is de nood aan renovatie en betaalbare goede woningkwaliteit gemiddeld sterker aanwezig.
Daarom stelden we voor om de inkomensselectiviteit voor eigenaar-bewoners aan te scherpen zodat meer middelen naar de huishoudens met de laagste inkomens kunnen gaan. Daarbij moet ook het mogelijk voorfinancieren van premies breder overwogen worden. De MVL, die ook als voorfinanciering
kan ingezet worden, kan daarbij meer gediversifieerd worden om beter tegemoet te komen aan de huishoudens met de laagste inkomens. We legden daarbij de nadruk op het belang van renteloosheid bij deze groep (of zelfs negatieve rente).
Om meer verhuurders aan te moedigen om huurwoningen te renoveren en betaalbaar te verhuren, stelden we dat, zelfs al zijn zij vaak geen financieel kwetsbare groep, een (ook voldoende hoge) financiële motivatie stimulerend kan zijn, waarbij ook kan gediversifieerd worden in hoogte van de tegemoetkoming afhankelijk van de grondigheid van de renovatie en/of de betaalbaarheid voor de huurder na de renovatie.
Om bepaalde groepen beter te bereiken in de zin van hen op de hoogte te brengen van de
mogelijkheden, maar ook verplichtingen, (verhuurders zijn bv. zeer moeilijk bereikbaar) zou een gediversifieerd communicatiebeleid opgezet kunnen worden, specifiek gericht naar bepaalde doelgroepen, eventueel in samenwerking met partners op het terrein.
Begeleiding bij de renovatie wordt als een belangrijke factor gezien om bepaalde groepen te stimuleren om te renoveren en hier kan best meer op ingezet worden. Gecombineerd met of zelfs zonder de financiële stimulans kan het een renovatie-faciliterende factor zijn voor groepen die nu minder bereikt werden zoals huishoudens in kwetsbare situaties en verhuurders, maar ook voor eigenaar-bewoners algemeen (en de begeleiding hoeft niet voor iedere doelgroep gratis te zijn).
Ook in verband met het aanvraagproces werden aanbevelingen gedaan zoals de complexiteit verlagen, de digitale kloof adresseren, verkorting van de beslissingstermijnen, bereikbaarheid van hulplijnen, …
Om de instrumenten zo goed mogelijk te alliëren met de langetermijndoelstellingen voor energie en woningkwaliteit is het belangrijk om een objectief zicht te krijgen op het resultaat van de gesubsidieerde renovatie, om categorieën toe te voegen aan de subsidieerbare werken (zoals ventilatiewerken, investeringen in groen en blauw, studies/audits), van in het begin met een renovatieplan te werken, meer motivatie tot doorgedreven renovatie te bieden om het renovatiemoment ten volle te kunnen benutten en energie en woningkwaliteit beter te integreren (bv. door gezamenlijke adviezen en één centrale plaats voor kennis en advies te bieden).
Naast de integratie van de beleidsdomeinen energie en woningkwaliteit is het ook aangewezen algemeen nog meer transversaal te werken en ook doelstellingen van bv. welzijn, ruimte, en andere beleidsdomeinen te integreren.