Het regionaal mobiliteitsplan of het RMP bepaalt de toekomstvisie voor alle vervoersmodi binnen de vervoerregio. Het plan is op maat van elke vervoersregio zodat het gericht regionale mobiliteitsuitdagingen kan aanpakken zoals bv. gevaarlijke kruispunten of drukke knooppunten.
Het RMP focust zich zowel op personenvervoer als goederenvervoer. Thema’s zoals fietsbeleid, verkeersveiligheid, multimodaal goederentransport, doorstroming, … maar ook de link met ruimtelijk beleid komen hierin aan bod.
Het openbaar vervoerplan of OV-plan focust op de planning van het openbaar vervoer op kortere termijn. Het OV-plan vertrekt vanuit de huidige infrastructuur én budgetten en tracht deze optimaal in te zetten. Zo bepaalt het OV-plan waar de reguliere bussen en trams in de vervoerregio rijden, maar ook op welke plaatsen men gebruik kan maken van flexvervoer (waaronder de Hoppinbus of -taxi en de Hoppinfiets of -wagen). Dit vooraf te reserveren flexvervoer wordt voorzien op plaatsen waar er minder reizigers aankomen en/of vertrekken. Overstappen van het flexvervoer op een bus of tram is mogelijk op een Hoppinpunt, een vervoersknooppunt waar verschillende modi (Hoppinflex, deelauto, deelfiets, bus, tram) samenkomen. Het OV-plan wil op die manier een duurzaam alternatief aanbieden voor verplaatsingen met de auto.
Zowel het regionaal mobiliteitsplan als het openbaar vervoerplan maken deel uit van de uitrol van het decreet basisbereikbaarheid. Naast het regionale mobiliteitsplan zijn er nog twee niveaus waarop mobiliteit wordt geregeld. Boven het RMP staat de Vlaamse mobiliteitsvisie 2040, die richting geeft voor het hele Vlaamse gewest. En onder het regionale mobiliteitsplan staat het lokaal mobiliteitsplan (niet verplicht), wat op niveau van een of meer gemeenten het vervoerskader invult.