Om het oppervlakte- en grondwater te beschermen tegen de uitspoeling van nitraten, volgt de Mestbank het nitraatresidu van de landbouwgronden op. Er is immers een duidelijk verband tussen het nitraatresidu in de bodem op het einde van het groeiseizoen en het risico op uitspoeling van nitraten naar oppervlakte- en grondwater tijdens de winter. Hoe hoger het nitraatresidu, hoe groter het risico op uitspoeling van nitraten. Het nitraatresidu in het bodemprofiel op het einde van het groeiseizoen moet dan ook zo laag mogelijk zijn. In 2022 was het gemiddelde gemeten nitraatresidu van alle percelen in de van de Mestbank 73 kg NO3 - -N/ha. Er werden 20.673 percelen bemonsterd waarvan het grootste deel verplichte stalen omwille van een bedrijfsevaluatie. De meeste bedrijfsevaluaties gebeurden omwille van de aanvraag van een vrijstelling, evaluatie van een vrijstelling of als opvolgstaal van een vorige campagne. Er zijn grote verschillen tussen de nitraatresidu's van de verschillende teeltgroepen. De hoogste nitraatresidu’s komen voor bij aardappelen (gemiddeld 132 kg NO3 - -N/ha), groenten en sierteelt en boomkweek (gemiddeld ongeveer 100 kg NO3 - -N/ha) en maïs (gemiddeld 84 kg NO3 - -N/ha). In tegenstelling tot de trend van verbetering die werd vastgesteld sinds 2007, was het nitraatresidu in 2022 terug op het niveau van 2007 en ligt daarmee tussen het lagere gemiddelde van 2021 en het hoge gemiddelde van de droge jaren 2017-2020. Het gemiddelde nitraatresidu per dag van de staalnamecampage (van 1 oktober t.e.m. 15 november) is vrij stabiel, met een lichte stijging de laatste dagen van de staalnamecampagne. De invloed van het staalnametijdstip op het nitraatresidu is afhankelijk van het weer en de teeltgroep. Een analyse over meerdere jaren om de invloed van het weer uit te sluiten toont aan dat grasland en bieten over het algemeen een laag nitraatresidu hebben over heel de staalnameperiode met vooral bij bieten een lichte stijging naar het einde toe. Aardappelen hebben gemiddeld een hoog residu dat in november wat daalt. Bij de teelgroep groenten is er eerst een daling van het gemiddelde nitraatresidu, vanaf de 4de week van oktober is er terug een stijgende trend. Maïs en graangewassen hebben in het begin van de staalnameperiode allebei een nitraatresidu dat rond het gemiddelde ligt, daarna stijgt gemiddeld het nitraatresidu bij maïs en daalt dit bij graangewassen. In 2022 waren er uitzonderlijk veel stalen die niet tot de volledige diepte van 90 cm bemonsterd werden, namelijk 44% van de stalen. Het droge najaar kan verklaren dat er meer stalen niet over de volledige diepte konden bemonsterd worden. Echter, ook tijdens de laatste weken van de campagne werden veel stalen niet tot 90 cm diep genomen terwijl er ondertussen op de meeste plaatsen neerslag gevallen was. Wanneer de ontbrekende nitraatresidu waarden in de onderste bodemlagen aangevuld worden op basis van wat verwacht kan worden uit de stalen die wel tot 90 cm diep genomen werden, bekomen we een jaargemiddelde nitraatresidu voor alle stalen van 94 kg NO3 - -N/ha t.o.v 79 kg NO3 - -N/ha wanneer de ontbrekende waarden niet aangevuld worden. Het aangevulde jaargemiddelde nitraatresidu geeft een betere inschatting van het werkelijke nitraatresidu en is een betere indicator voor de globale evolutie van het nitraatresidu en voor beleidsevaluatie. Afwijkingen tussen het gemeten en voorspelde nitraatresidu kunnen nog hoog zijn voor individuele metingen. Het is niet de bedoeling om op basis van de voorgestelde methodes individuele percelen te beoordelen. Bij de stalen genomen in het kader van een beheerovereenkomst waterkwaliteit is het gemiddelde nitraatresidu lager dan bij de staalnamecampagne van de Mestbank, namelijk 47 kg NO3 - -N/ha. Ook hier zijn de gemeten nitraatresidu's een onderschatting, maar liefst 86% van de stalen werd niet tot de volledige diepte bemonsterd.