Deze studie onderzoekt hoe financiële schokken, zoals een plots verminderde toegang tot krediet, de productiviteit en het prijsbeleid van ondernemingen beïnvloeden. De analyse maakt gebruik van gedetailleerde administratieve gegevens van Belgische productiebedrijven tijdens en na de Europese schuldencrisis van 2010–2012.
De onderzoekers onderscheiden tussen fysieke productiviteit (hoe efficiënt een onderneming inputs omzet in reële output) en opbrengstgebaseerde productiviteit (waar ook prijswijzigingen in verwerkt zitten). Bedrijven die plots minder krediet kregen, bleken hun prijzen in eerste instantie te verlagen om snel extra liquiditeit te genereren. Dit liet hen toe om investeringen in innovatie en opleidingen tijdelijk te behouden. Op langere termijn moesten veel bedrijven echter toch snijden in dergelijke productiviteitsverhogende uitgaven, wat leidde tot een blijvende daling van de fysieke productiviteit.
De studie toont aan dat de vaak gebruikte opbrengstgebaseerde productiviteitscijfers de negatieve impact van financiële schokken onderschatten. Terwijl deze indicatoren op korte termijn een daling suggereren door prijsverlagingen, blijven de reële productiviteitscijfers initieel stabiel en dalen ze pas later, maar wel sterker en blijvender.
Door een kwantitatief model op te bouwen, illustreren de auteurs hoe financiële schokken uiteindelijk leiden tot lagere innovatie, tragere productiviteitsgroei en een afname van het algemeen economisch welzijn. Bedrijven die dankzij voorraadbeheer flexibeler konden reageren met prijsaanpassingen, ondervonden minder langdurige schade.
Dit onderzoek benadrukt het belang van een onderscheid tussen reële productiviteit en prijsdynamieken bij de evaluatie van financiële crisissen. Het wijst ook op de cruciale rol van krediettoegang en innovatie om de veerkracht van de economie te waarborgen.
Deze tekst is gebaseerd op de originele bron en tot stand gekomen met inzet van AI-technologie. Controleer bij twijfel en hergebruik de bron voor juistheid en actualiteit.