Met de zesde staatshervorming werden federale doelgroepmaatregelen overgedragen aan de gewesten. Dit betekende dat het Vlaams Gewest vanaf 1 juli 2014 bevoegd werd voor een reeks van verminderingen van socialezekerheidsbijdragen voor werkgevers en activering van uitkeringen. Meer specifiek ging het om niet minder dan 21 verschillende bijdrageverminderingen die werden toegekend voor de tewerkstelling van werknemers met bepaalde persoonskenmerken, zoals hun leeftijd, hun opleidingsniveau,… alsook de activering van uitkeringen van doelgroepen. De bedoeling van deze maatregel is werkgevers te ondersteunen via financiële incentives bij de aanwerving en tewerkstelling van personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Andere werkgeversbijdrageverminderingen die niet gebonden zijn aan persoonskenmerken, zoals diegene die toegekend worden aan de eerste, tweede,… werknemer, bleven federale bevoegdheid. Ook de structurele bijdragevermindering en de werknemersbijdrageverminderingen bleven federaal. Een werkgever kan naast de structurele vermindering één Vlaamse of federale bijdragevermindering vragen en zo de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid maximaal tot nul herleiden.
Precies twee jaar later, op 1 juli 2016, ging Vlaanderen van start met haar eigen Vlaams doelgroepenbeleid, gericht op 3 doelgroepen: 55-plussers, laag- en middengeschoolde jongeren, en personen met een arbeidshandicap. De vele verschillende RSZ-bijdrageverminderingen werden geheroriënteerd naar de eerste 2 doelgroepen, de reeds bestaande Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP) blijft zich richten tot personen met een arbeidshandicap. Hier gaat het echter om een loonpremie, niet om een werkgeversbijdragevermindering.
Vlaanderen wil met haar doelgroepenbeleid de loonkosten van deze doelgroepen verlagen. Voor laag- en middengeschoolde jongeren compenseert de RSZ-bijdragevermindering de verminderde productiviteit van deze jongeren in de periode na hun aanwerving, wanneer ze nog ervaring en jobspecifieke competenties moeten ontwikkelen. Voor 55-plussers vormt de doelgroepvermindering een tegengewicht voor de hoge anciënniteitsgebonden loonkost, en de VOP compenseert vooral de eventuele extra kosten en lagere productiviteit die gepaard kunnen gaan met tewerkstelling van een persoon met een arbeidshandicap.
De oude doelgroepvermindering voor oudere werknemers werd omgezet in een nieuwe vermindering voor 55-plussers, terwijl de oude doelgroepverminderingen voor jongeren, langdurig werkzoekenden en slachtoffers van herstructureringen uitdovend werden gemaakt (deze laatste twee pas vanaf 1 januari 2017). Ook voor de activering van uitkeringen werd een overgangsperiode voorzien. Dit wil zeggen dat wie voordien reeds van deze doelgroepverminderingen genoot, dit recht kon behouden tot uiterlijk 31 december 2018.
Naast de nieuwe doelgroepverminderingen zitten er momenteel nog een aantal werknemers in oudere bijdrageverminderingen. Het gaat dan enerzijds om uitdovende maatregelen en anderzijds om een aantal bijdrageverminderingen gericht op zeer specifieke doelgroepen. Deze zullen in dit jaarrapport niet in detail besproken worden