Deze whitepaper onderzoekt de financiële haalbaarheid van Carbon Capture and Storage (CCS), een technologie die volgens wetenschappers cruciaal is om de klimaatdoelstellingen voor 2050 te halen. CCS betekent letterlijk het afvangen en opslaan van CO₂, een belangrijk broeikasgas dat ontstaat bij verbranding van fossiele brandstoffen of in industriële processen zoals cement- of staalproductie. Bij CCS wordt deze CO₂ niet in de lucht uitgestoten, maar opgevangen, gezuiverd en vervolgens ondergronds opgeslagen – vaak in lege gas- of olievelden, diep onder de zeebodem. Zo komt de CO₂ niet in de atmosfeer terecht en helpt CCS om de opwarming van de aarde af te remmen.
Wereldwijd zijn er inmiddels 839 CCS-projecten in ontwikkeling. Toch is het merendeel daarvan nog niet gerealiseerd: slechts 51 installaties zijn op dit moment operationeel en een kleine vijftig worden momenteel gebouwd. De overige projecten bestaan nog enkel op de tekentafel, in studie- of planningsfase.
De geografische spreiding is opvallend: 80% van alle projecten bevindt zich in Noord-Amerika (364) en Europa (310). De aanpak verschilt: in de VS draait het vooral om point-to-point-projecten waarbij CO₂ van olie- en gasinstallaties wordt teruggepompt in fossiele bronnen. Europa zet in op gedeelde infrastructuur en clustermodellen, zoals Porthos (Nederland), Northern Lights (Noorwegen) en Orca (IJsland).
Volgens Deloitte is de CCS-sector volop in transitie. Waar eerste generatieprojecten zich beperkten tot geïsoleerde installaties, groeien huidige projecten uit tot gesloten netwerken van grote uitstoters. Nieuw is de opkomst van een derde generatie: open netwerken waarin ook kleinere actoren zoals afvalverwerkers en cementproducenten kunnen instappen. Die schaalbaarheid brengt ook nieuwe technologische en organisatorische uitdagingen met zich mee.
Het rapport maakt duidelijk waarom CCS noodzakelijk is. Sommige industriële processen, zoals in de cement-, afval- en staalindustrie, veroorzaken onvermijdelijke CO₂-uitstoot. Voor deze sectoren bestaan voorlopig geen haalbare alternatieven. Tegelijk neemt de economische druk toe: het aantal landen met een vorm van carbon pricing stijgt, en binnen het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) wordt het aantal uitstootrechten afgebouwd, wat de prijs opdrijft.
Toch blijft grootschalige doorbraak uit. Deloitte identificeert twee structurele barrières: een waardekloof (kosten liggen vaak rond de 150 euro per ton CO₂, terwijl ETS-prijzen lager zijn) en een waardeketenprobleem (gebrek aan infrastructuur en contractuele zekerheid). CO₂ moet bovendien voldoende gezuiverd zijn om rendabel opgeslagen te worden. Zonder zuivering wordt de opslagcapaciteit snel beperkt, wat de businesscase verder ondergraaft.
Het rapport pleit voor doorgedreven publiek-private samenwerking. Overheidssteun moet niet enkel bestaan uit subsidies, maar ook zekerheid bieden, bijvoorbeeld via carbon contracts for difference (CCfD’s) die een gegarandeerde minimumprijs per vermeden ton CO₂ vastleggen. Landen zoals Nederland, Zweden en Denemarken lopen hierop voor.
Bovendien is er nood aan pragmatisme: investeer in projecten met lage kosten of hoge zuiverheid. Infrastructuur moet modulair en schaalbaar ontworpen worden. Deloitte ziet ook ruimte voor nieuwe verdienmodellen in de waardeketen: aggregators, logistieke spelers en CO₂-zuiveringsspecialisten kunnen een sleutelrol spelen in het openstellen van het netwerk.
Vooruitgang vereist duidelijke beleidskaders. Overheden kunnen langetermijncontracten stimuleren, risico’s verlagen en grensoverschrijdend CO₂-transport mogelijk maken. Zonder die ondersteuning blijven veel projecten op de tekentafel.
Deloitte wijst op sterke voorbeelden in Nederland, Noorwegen en het VK. Deze koplopers combineren innovatie, stevige overheidssteun en intersectorale samenwerking. Zo ontvangt Noorwegen al CO₂ uit andere Europese landen, en biedt het VK een wettelijk kader voor langetermijnopslag.
Toch waarschuwt het rapport: een paar succesvolle projecten volstaan niet. Om het klimaatdoel te halen, moet CCS snel uit de demonstratiefase gehaald worden en volwassen worden als sector.