In 2025 starten de Vlaamse gemeenten aan een nieuwe bestuursperiode met een relatief stabiele financiële uitgangspositie. Volgens deze jaarlijkse analyse bedraagt de autofinancieringsmarge 2,5% van de exploitatie-ontvangsten, wat enige ruimte biedt voor lokaal beleid. Die marge is deels te danken aan het verplichte evenwicht dat het vorige bestuur moest nalaten, en aan investeringen die in de vorige jaren niet volledig gerealiseerd werden.
Voor 2025 ramen gemeenten 15 miljard euro aan exploitatie-uitgaven, een toename van 2,2% ten opzichte van 2024 – aanzienlijk gematigder dan in de vorige legislatuur. De belangrijkste uitgavenpost, personeel, stijgt slechts met 3,1% na jaren van automatische loonindexeringen. De sterkste stijger zijn de kosten voor individuele hulpverlening (+4,8%), vooral door hogere uitgaven voor leefloon (+49 miljoen euro). Ook de werkingssubsidies aan andere lokale entiteiten, zoals politiezones en hulpverleningszones, nemen toe (+223 miljoen euro). Opvallend is de daling van de energie-uitgaven met 13,5%.
Tegelijk groeien de exploitatie-ontvangsten met 3,8%. De stijging komt vooral uit hogere fiscale ontvangsten (+323 miljoen euro), aangedreven door loonindexering, en hogere werkingssubsidies van Vlaamse en federale overheden. Er is daarnaast voor 4,2 miljard euro aan investeringen gepland, met een duidelijke klemtoon op energietransitie en klimaatmaatregelen.
Toch staan lokale besturen voor vier structurele uitdagingen in de periode 2025–2030:
- Pensioenkosten: Gemeenten en OCMW’s dragen zelf de volledige pensioenlasten van vastbenoemden. Die lasten stijgen fors – van 380 miljoen euro in 2023 naar een geraamde 1 miljard euro in 2030 – door de toename van het aantal gepensioneerden en een krimpende groep actieve statutaire medewerkers. De Vlaamse overheid komt deels tussen via een responsabiliseringsbijdrage, maar het blijft afwachten hoe de federale steun er concreet zal uitzien.
- Beperking van werkloosheidsuitkeringen: Nieuwe federale regels beperken de duur van werkloosheidsuitkeringen, wat een extra beroep doet op de individuele hulpverlening via OCMW’s. Vooral in centrumsteden verwacht men een stijging van leefloonaanvragen en werklast. Belfius raamt de bijkomende kost op 135 miljoen euro in 2026, een stijging van 20%.
- Fiscale hervorming: De geplande verhoging van de belastingvrije som zal op termijn de inkomsten uit aanvullende personenbelasting (APB) voor gemeenten verminderen met naar schatting 4 tot 6%, goed voor een potentieel verlies van bijna 200 miljoen euro. Gemeenten zouden hun belastingtarieven kunnen aanpassen om dit op te vangen.
- Energietransitie: Lokale besturen vervullen een sleutelrol in het klimaatbeleid. Investeringen in energiebesparing en duurzame infrastructuur zijn noodzakelijk om toekomstige kosten te verlagen, maar de impact op het exploitatiebudget blijft onzeker. Relanceplannen en doelstellingen zoals het Burgemeestersconvenant 2030 bieden hiervoor extra stimulansen.
De combinatie van deze structurele uitdagingen met het strakker wordende budgettaire kader maakt van deze bestuursperiode een cruciale test voor de financiële veerkracht van het lokale bestuur.