Net voor de zomer kregen de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) een gezamenlijke vakantieopdracht van Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts. Hij vroeg hen advies te geven over het ontwerp van decreet over de nieuwe eindtermen tweede en derde graad secundair onderwijs. Zowel in het Vlaams Parlement als in de scholen waren de voorbije maanden vragen gerezen over de haalbaarheid van deze nieuwe eindtermen die vanaf september ‘21 ingaan.
De Vlor en de SERV wijten de vragen naar haalbaarheid van de nieuwe eindtermen tweede en derde graad secundair onderwijs aan een te weinig overkoepelende benadering en te weinig overleg tussen alle betrokkenen. De haalbaarheid voor leerlingen en lerarenteams kon pas op het einde van de rit volledig worden ingeschat. De beide adviesraden hadden ook zelf eerder in het proces advies willen geven.
Inhoudelijk vinden de Vlor en de SERV dat de eindtermen een evenwichtig pakket moet zijn dat jongeren breed en toekomstgericht vormt. Een sterke basisvorming moet hen leren zich te beredderen in het verdere leven. In studierichtingen met een dubbele en arbeidsmarktfinaliteit betekent dat ook tijd en ruimte voorzien om de beroepskwalificatie te realiseren, 21-eeuwse vaardigheden bij te brengen en duaal leren of andere vormen van werkplekleren mogelijk te maken. Voor de doorstroom- en dubbele finaliteit liggen voor het eerst specifieke eindtermen voor die duidelijk maken in welke mate een jongere voorbereid is om met hoger onderwijs te starten. Om te zien of de nieuwe eindtermen goed werken, vragen de Vlor en de SERV om de volgende jaren goed te monitoren hoe het zit met de haalbaarheid, de doorstroming naar de arbeidsmarkt en/of het hoger onderwijs en de verhouding tussen basisvorming en doorstroomgerichte vorming. Lerarenteams moeten ook op voldoende ondersteuning en nascholing kunnen rekenen om de nieuwe eindtermen uit te rollen in de klas.
De Vlor en de SERV delen zeven belangrijke aandachtspunten die het proces over eindtermen sturen. De twee raden vinden dat het proces om eindtermen te ontwikkelen beter kan en dat adviesraden eerder in het proces een rol moeten spelen. De beide raden vinden dat alle leerlingen recht hebben op een evenwichtig, ambitieus en haalbaar vormingspakket met basisvorming en specifieke eindtermen die voorbereiden op het hoger onderwijs en/of de arbeidsmarkt. De raden vinden dat, naast de monitoring, ook nog verder overleg nodig is om in te schatten welke gevolgen de nieuwe eindtermen hebben op leerlingen die nog geen diploma secundair onderwijs behaalden en dat willen doen via het volwassenenonderwijs.
De raden zijn het eens over de zeven uitgangspunten maar niet over de mate waarin de regering nu nog kan of moet ingaan op de insteken van de experten tijdens de hoorzitting.